Liturgische schikkingen in de Veertigdagentijd
In deze Veertigdagentijd op weg naar Pasen hebben we elke zondag weer een ‘symbolische bloemschikking’ in de kerk staan. De Veertigdagentijd is een periode van soberheid en inkeer, van beschouwing van lief en leed, in de wereld en in ons eigen leven.
De Veertigdagentijd wordt ook wel gezien als een reis, een tocht door de woestijn. Zoals het volk Israël veertig jaar lang door de woestijn trok, op weg naar het beloofde land. Zo is ook óns leven een reis, een tocht door de woestijn. Onderweg kom je van alles tegen, doe je ervaringen op en zoek je met vallen en opstaan je weg naar de toekomst. De rode draad in de komende schikkingen is de weg van de dood naar het leven, van de woestijn naar een bloeiende tuin. In de eerste weken wordt dit weergegeven door een dode tak, die vanaf de vierde zondag verandert in een gaffeltak en met Pasen is uitgegroeid tot een bloeiende levensboom. Met Pasen barst het leven uit het dode hout en bloeit op.
Passend bij de gelezen teksten uit het N.T. wordt er bij de dode tak een symbolische verbeelding gemaakt. Elke week treft u een beschrijving van de schikking aan in de Nieuwsbrief. De dienstdoende predikant schenkt aandacht aan de schikkingen in een meditatieve tekst. Bijv. op Paasmorgen: ( fragment )
In de vroege ochtend
opstaan
als het licht glinstert
in dauwdroppels,
als vogels
een loflied zingen
en verstilling
tot leven komt
in een tuin.