Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel.
1 Petrus 2: 4 en 5
Met Pinksteren begint het tijdperk van de kerk, zou je kunnen zeggen. Het boek Handelingen vertelt hoe de jonge gemeente leeft en groeit en hoe heilzaam zij aanwezig is in haar omgeving, maar ook wat haar bedreigt.
In de eerste Petrusbrief wordt de gemeente herinnerd aan haar roeping: ‘Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken …’ Volgens de woorden van de apostel is dat blijkbaar de uitdaging voor de gemeente, voor ons – in ons leven, in ons werk in kerk en maatschappij.
‘Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken …’
Dat betekent in eerste instantie: je mag meedoen. Christus wil je gebruiken voor zijn werk in deze wereld, voor de bouw van zijn huis. En je bent nodig. Als je ontbreekt, komt er een gat in de muur. Dan is er een lege plek.
‘Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken …’
Dat betekent ook: Je mag levende steen zijn. Je bent niet slechts dood materiaal in de handen van de bouwer. En zó mag je meedoen. Als levend mens, als mens met je gaven en mogelijkheden, als mens met je eigenheid en je gebreken.
Wat voor een gebouw wordt het dan dat uit die levende stenen gebouwd wordt? Wat voor een gebouw is dat ‘geestelijk huis’ waarover Petrus het heeft?
Volgens Petrus een gebouw waarvan Christus de bouwmeester en het fundament is. En dan zie ik niet zo’n strak modern gebouw voor mij – opgetrokken uit betonplaten of opgemetseld van gebakken stenen die allemaal hetzelfde zijn -, maar ik zie voor mij een uit natuurstenen opgetrokken oud gebouw.
Ik kan er – als ik zo’n gebouw zie – vol bewondering naar kijken. Je ziet dan muren waarin stenen verwerkt zijn die allemaal verschillend zijn en die toch soms naadloos op elkaar aansluiten. Ze rusten allemaal op hetzelfde fundament, maar hebben ook allemaal een eigen plaats in het gebouw. Ze vullen de leemtes die andere stenen niet eens zouden kunnen vervullen en zijn tegelijkertijd afhankelijk van elkaar.
Zo ziet de kerk er uit: mensen en groeperingen en tradities vormen samen een huis – rustend op hetzelfde fundament – met hun eigen mogelijkheden en hun eigen inbreng.
Een huis, waarin je elkaar in de verscheidenheid nodig hebt, omdat je beseft dat je alleen maar met elkaar de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte van de liefde van Christus zult kunnen begrijpen.
Dat is niet een kerk waarin we allemaal dezelfde taal spreken en hetzelfde denken, maar waarin we – vooruitstrevend of behoudend, modern of conservatief, maatschappijkritisch of evangelisch – samen de ‘grote daden’ verkondigen van die God die mensen wil redden.
‘Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken …’
Jan-Gerd Heetderks