Geschiedenis
Onder invloed van de ideeën van de Verlichting kwam omstreeks 1800 een eind aan de eeuwenlange gewoonte om de doden in kerken te begraven. In 1810, direct na de inlijving van ons land door het Frankrijk van Napoleon, werd ook in de Nederlanden een algeheel verbod van kracht op het begraven in kerken. Hierdoor kwam ook een eind aan het begraven in de kerk van Sint Jan in Oosterhout, tot dan toe in gebruik als Protestantse (Hervormde, toen nog genaamd Gereformeerde) kerk.

Een tweede maatregel van het Franse gezag was de teruggave van de oude kerken – waarvan er vele sinds de Reformatie voor de protestantse eredienst werden gebruikt – aan de Rooms-Katholieke Kerk. Als gevolg daarvan moesten veel Hervormde gemeenten omzien naar een ander kerkgebouw. Zo ook in Oosterhout. In verband daarmee werd de Vredeskerk gebouwd en in 1811 in gebruik genomen. Maar begraven kon daar niet meer. Vandaar ook de noodzaak elders een begraafplaats te vinden. Krachtens een Koninklijk Besluit van 1827 moest die gelegen zijn buiten de bebouwde kom.

In een brief van 25 oktober 1828 van de Kerkvoogden van de Hervormde Gemeente van Oosterhout, gericht aan “de Edel Achtbare Heren Burgemeester en Wethouderen der Stad Oosterhout”, wordt meegedeeld dat de kerkvoogden hebben “besloten samen eene nieuwe begraafplaats daartestellen tot welk einde zijlieden in onderhandeling zijn met Hendrik Buys om van denzelven (…) te kopen een stuk grond ter groote van 16 are en 18 roeden uit den akker door denzelven in het gepasseerde jaar aangekogt van den Erve W. Rombouts naast het land van Pieter van Gils”. Aan de huidige Nieuwe Bouwlingstraat dus. Een van de ondertekenaars van de brief was de heer B. Lukwel (zie ook hoofdstuk 5).

En zo gebeurde. Eind 1828 werd de begraafplaats door de Hervormde Gemeente in gebruik genomen voor begravingen. Tegen het einde van de 19e eeuw werd het terrein aan alle vier zijden ommuurd.